Er was eens een koning met twee gewaardeerde onderdanen. De
Begeleider en de Kluizenaar. De koning hield van de begeleider. Die hielp de
mensen in zijn rijk om hun werk goed te doen en mooie projecten te realiseren.
Dat deed hij door mensen steun en vertrouwen te bieden en zonodig over drempels
te helpen. De Kluizenaar was de koning lief omdat hij door eenzame opsluiting
moeilijke vraagstukken kon oplossen en lastige klussen kon klaren.
Maar er was altijd onrust in het land. Als de Kluizenaar
zich opsloot om een complexe zaak op te helderen, dan gaf de Begeleider hem een
flink schuldgevoel. Zag hij dan niet al die mensen die voor zijn huisje om hulp
stonden te roepen? Hoe kon hij zich zo terugtrekken en anderen aan hun lot
overlaten? Dat druiste in tegen alles wat de Begeleider waardig vond in het
koninkrijk.
Als de Begeleider daarentegen aan het werk was en deze
mensen wél te woord stond, dan tikte de Kluizenaar hem ieder kwartier op de
schouder. Er lag toch nog een lastige klus?! Hoe kon de Begeleider zo opgaan in
de problemen van anderen als hij zijn eigen zaakjes niet op orde had?
De onrust in het koninkrijk duurde voort. Tot op een goede
dag. De dag waarop de koning eindelijk besloot dat hij de baas was. En dat híj
bepaalde of vandaag voor de Kluizenaar of voor de Begeleider was. Ieder op zijn
tijd!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten